Ooit afgevraagd waarom elektrische auto’s zo duur zijn? Dat heeft alles te maken met de ontwikkelkosten. Dan hebben we het niet alleen over het duurste onderdeel, de batterij, maar ook over het onderstel, het platform waar de EV op staat. Het platform van een auto biedt de flexibiliteit om verschillende modellen te bouwen op dezelfde basis. Dit gaat van compacte sedans tot ruime SUV's. Dit maakt het mogelijk om voor om een breed scala aan elektrische voertuigen te ontwikkelen zonder telkens vanaf nul te hoeven beginnen, wat een besparing betekent zowel op ontwikkeltijd als kosten.
Deze platforms zijn architectonische hoogstandjes waar heel veel ontwikkeltijd en torenhoge investeringen in zitten. Voor de automobielindustrie, die de ontwikkelkosten zo laag mogelijk wil houden, is het dus zaak om platforms te ontwikkelen die jaren vooruit kunnen en hergebruikt kunnen worden voor zoveel mogelijk verschillende modellen, zelfs van verschillende automerken. Een nadeel van een gedeeld platform is dat auto’s meer op elkaar gaan lijken. Exclusiviteit en kenmerkende eigenschappen van een specifiek model, kunnen verloren raken.
De transitie naar elektrisch rijden heeft veel impact gehad op het onderstel. In het begin werden EV’s op platforms gezet die voor benzine- of dieselauto’s waren ontwikkeld. Al gauw kwam het besef dat er meer voordelen lagen wanneer een EV op een eigen platform gebouwd zou worden. Zodoende kwamen er verschillende autoplatforms. Dit zijn:
Er is een aantal kenmerkende verschillen tussen brandstof -en elektrische platforms. Voorbeelden zijn de plek van de wielen, waar de EV een schaalbare wielbasis heeft. Ook de motorkap, een andere stroomlijning en de ruimte aan de binnenkant van de auto zijn verschillend. Daar waar het voor de conventionele auto van belang is te bepalen of een auto voorwiel- of achterwielaandrijving heeft is dit voor de EV veel flexibeler. Een andere wezenlijke verandering is de batterij die vooral in de bodem is weggewerkt. Dit brengt het zwaartepunt van de auto omlaag wat ten goede komt aan de aan de wegligging. Dat scheelt dus mooi wat ruimte aan de bovenkant van de auto.
Omdat een platform modulair is opgebouwd kan er gespeeld worden met de hoeveelheid accucellen die in het accupakket in de bodemplaat worden geïnstalleerd. In de praktijk zie je wel dat men tot de max gaat waardoor verschillende merken die op hetzelfde platform staan vaak ook hetzelfde (maximale) accupakket hebben en min of meer hetzelfde bereik. De ontwerper kan er voor kiezen een kleiner accupakket in te bouwen Dat scheelt dan weer in de kosten. Overigens is het ook mogelijk om brandstofauto’s op EV-platforms te ontwikkelen.
Veel platforms zijn bekend omdat ze komen van EV-fabrikanten die meer merken in hun modellen gamma hebben. Het voorbeeld bij uitstek is Stellantis die veel schaalvoordelen bereikt door modellen van Opel, Citroen, Fiat, Peugeot, Alfa Romeo en nog veel meer op dezelfde platforms neer te zetten. Een goed voorbeeld is de basis van een personenbusje dat inmiddels wordt ingezet door Peugeot, Citroën, Opel en Fiat. Het laatste nieuws is dat Nissan, Mitsubishi en Honda de samenwerking aan gaan voor het ontwikkelen van een nieuw gedeeld platform voor hun elektrische voertuigen. We zetten de platforms van een aantal bekende automerken op een rij.
Voorbeeld bij uitstek dat het delen van elektrische platforms efficiencyvoordelen met zich mee brengt, neemt een kijkje bij Stellantis. Deze Europese autogigant (dat officieel als NV geregistreerd staat in Nederland) heeft een duidelijke en herkenbare strategie Dare Forward 2030 dat gaat over de elektrificatie van hun wagenpark in Europa. In 2038 wil het concern CO2-neutraal kunnen produceren. Al in 2030 bestaat het gamma enkel nog uit elektrische auto’s, zo is hun streven. Uitvoering van dit beleid krijgt vorm door liefst 4 nieuwe platforms te ontwikkelen.
Vooralsnog is men nog aangewezen op het aanpassen van de onderstellen van de bestaande brandstofmodellen. Compactere modellen zoals de Peugeot e-208, e-2008, de DS3 e-Tense en de Corsa-e zitten op het CMP. De middenklassers als de Opel Astra, de Peugeot 308 en de DS 4 zijn begonnen op het EMP2. De kleinste modellen zoals de Citroën e-C3 staan weer op een ander frame, het Smart Car platform. Vroeg of laat gaat Stellantis hier afscheid van nemen om ze te plaatsen op 1 van de 4 toekomstige platforms:
De Bayerische Motoren Werke heeft een platform voor de voorwielaangedreven auto’s en een voor de achterwiel- en vierwielaandrijving. Ze heten de FAAR (Frontwheel Drive Architecture) resp de CLAR (Cluster Architecture). De FAAR is in 2023 geïntroduceerd. De BMW X1 is het eerste model dat erop is gebouwd. Lagere modellen (1- en 2-serie; ook brandstof) staan nog op het UKL-platform (Untere Klasse). Daar wil de autobouwer gestaag vanaf.
Tot op heden zet BMW zijn modellen op platforms die voor zowel brandstof als elektrisch geschikt zijn. Neem bijv. de 4-serie/i4 en de 7-serie/i7. Vanaf 2025 gaat dit voor elektrische voertuigen veranderen. Met de Neue Klasse-strategie wordt volledig ingezet op de elektrische variant. De i3 zal dan het eerste model zijn dat met het nieuwe platform van de band rolt. De BMW i5 zal op de CLAR-architectuur worden gebouwd.
Voor veel van hun modellen geldt dat Polestar en Volvo hetzelfde platform gebruiken. Voor de nieuwste modellen is dit het nieuwe SPA2 dat staat voor Scalable Product Architecture. Dat de merken veel samenwerken is niet zo bijzonder want beide concerns hebben met het Chinese Geely dezelfde moeder. Beide automerken trekken overigens op platformgebied al voor langere tijd met elkaar op. Zo stond Polestar eerder ook al op het CMA-platform van Volvo. Modellen die op het nieuwe SPA2 platform staan krijgen over the air software-updates. Dit zie je vaker bij een technische basis die vanaf het begin voor volledig elektrische auto’s zijn ontworpen. Naast de SPA2 houdt Geely meer platforms in de lucht. Bijvoorbeeld de SEA2 die voor Zeekr X en de Smart#1 is ontwikkeld. Ook de Volvo EX30 staat hierop.
Het eerste platform dat Hyundai uitsluitend voor elektrische modellen heeft ontworpen is de e-GMP. De afkorting staat voor electric Global Modular Platform. Sinds 2021 staan de elektrische modellen van Hyundai, maar ook van KIA en Hyundai-dochter Genesis op dit platform. Batterijen van verschillende fabrikanten passen op dit platform. De accu van 77 kWh geeft de Ioniq 5 een bereik van 500 kilometer. De oplaadcapaciteit kan tot 800V waardoor de accu in 18 minuten vol kan worden geladen. Zowel achterwielaandrijving als vierwielaandrijving is mogelijk.
Het chassis van de Volkswagen Groep is gebouwd voor verschillende modellen zoals de ID.3, ID.4, Skoda Enyaq IV, Audi Q4 e-tron en de Cupra Born. Het staat voor ‘Modulaire E-Antriebs Baukasten’ en is speciaal ontwikkeld voor de nieuwe generatie EV’s. Het MEB-platform is een standaardplatform dat zijn platte batterijen in de vloer van de auto heeft weggewerkt. De accu’s zijn aangesloten aan twee elektromotoren die verbonden zijn met enerzijds de voorwielen en anderzijds met de achterwielen, waardoor je, afhankelijk van het model, vierwielaandrijving kunt aanbrengen, gevoed door één grote batterij.
Net als Stellantis hanteert ook Ampere een small en medium platform. Ampere is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van motoren voor Renault, Alpine, Nissan en Mitsubishi. Het AmpR-small platform is bedoeld voor het C-segment zoals de Renault 5 en (vanaf 2025) ook de Renault 4. Voorheen heette dit platform CMF-C EV). Het mediumplatform gaat voor het B-segment. Zijn voorganger heette CMF-B EV).
Daar waar Audi zijn Q4 e-tron en Q4 Sportback e-tron op het MEB-platform heeft gebouwd, heeft het ook de samenwerking gezocht met Porsche. Daar uit voort gekomen is het Premium Platform Electric (PPE). De Duitse concerns hebben feitelijk alles aan het platform opnieuw ontwikkeld, zoals de elektromotoren, de vermogenselektronica, de transmissie en de hoogspanningsaccu. Elektrische voertuigen op basis van het PPE wordt gekenmerkt door veel actieradius, frequent en vooral snel opladen. De eerste productiemodellen op basis van deze nieuwe technische basis zijn de Q6 e-tron en de Porsche Macan Electric.
Omdat Tesla direct is begonnen met de elektrische auto had het geen last van het verleden en kon het meteen een architectuur ontwikkelen dat volledig gericht was op de elektrische aandrijving. Dit platform biedt meerdere voordelen, waaronder een lagere complexiteit, een betere gewichtsverdeling en een efficiëntere ruimtebenutting. Tesla’s platform Is nauw verweven met zijn geavanceerde software.
Tesla staat bekend om zijn vermogen om software-updates “over-the-air” aan te bieden, waardoor de prestaties, functies en zelfs de actieradius van de voertuigen kunnen worden verbeterd zonder dat de auto naar de garage hoeft. Deze softwaregebaseerde benadering stelt Tesla ook in staat om functies zoals autonoom rijden te ontwikkelen en te implementeren. De geavanceerde sensoren en computersystemen die in het platform zijn geïntegreerd, maken het mogelijk dat Tesla voertuigen voortdurend leren en zich aanpassen aan nieuwe rijomstandigheden, wat hen dichter bij volledig autonome besturing brengt. De Amerikaan heeft een platform voor de model 3 en model Y en een platform voor de Model S dat het deelt met de X.
Met het Electric Vehicle Architecture (EVA)-platform wil Mercedes-Benz een leidende, strategische rol blijven spelen in de markt voor elektrische voertuigen. Een van de belangrijkste kenmerken van het EVA-platform is de mogelijkheid om grote batterijmodules met een hoge energiedichtheid te integreren. Afhankelijk van het model en de configuratie kunnen auto's die op het EVA-platform zijn gebouwd, een bereik van meer dan 700 kilometer halen, wat hen zeer competitief maakt in het EV-premiumsegment. Het EVA-platform maakt naast het gebruik van de nieuwste technologieën op het gebied van elektrische aandrijflijnen en rijhulpsystemen ook geavanceerde software voor energiemanagement. Een van de modellen die op dit platform staat is de Mercedes Benz EQE SUV.